Klein Verzet is de oudste studenten wielervereniging van Nederland. De vereniging heeft dan ook een uitgebreid verleden. Op deze pagina wordt per jaar teruggeblikt wie er actief waren in binnen KV en wat er dat jaar gebeurde. Veel hiervan is bewaard gebleven in dozen. Nog veel meer gebeurtenissen zitten in de herinneringen en zitten in kasten staan op zolders van oud-leden. Weet je zelf een interessant weetje over KV, heb je beeldmateriaal, oude kleding, een oud Verzetje of staat er iets ten onrechte verkeerd op deze pagina, neem dan met ons op.
Klein Verzet bestaat al geruime tijd. Maar vanaf wanneer precies? De club is in oktober 1969 opgericht en daarmee de oudste studentenwielervereniging van Nederland. Er is in de afgelopen 40 jaar van alles gebeurd en georganiseerd:
• NSK’s
• Toertochten
• Criteriums
• Diverse verschillende tenues
• Drie sleutelhokken
Dankzij ons oud lid en erelid Leo de Vin (tegenwoordig wonend in Zweden) is ook over de vroege geschiedenis van de club nog veel bekend. Zijn boeiende verhaal vind je hieronder.
Klein Verzet werd formeel opgericht in september/oktober 1969. Daarmee is Klein Verzet de oudste studentenwielervereniging in Nederland (Tandje Hoger in Groningen is net iets jonger) en wellicht de oudste in de wereld. De drie oprichters waren Cas Albers, Koos Bosmann en Maarten vd Waal.
Één van de grootste stunts was wel het organiseren van een europees studentenwielerkampioenschap in 1973. Maarten vd Waal staat hier nog steeds om bekend in het Twentsche wielerwereldje. Dit is een organisatorisch hoogstandje geweest, zo mocht het russische team met Aeroflot landen op Vliegveld Twente, en dat was nog wel in de nadagen van de koude oorlog. Het schijnt dat de Russen het volgende kampioenschap hadden willen organiseren, maar omdat de Italiaan Riva de russische staatsamateurs versloeg ging de lol er af.
Aanvankelijk was Klein Verzet te klein om zelfstandig aansluiting bij de KNWU te zoeken (te duur), om die reden werden licenties aangevraagd via de Tubanters in Hengelo. Pas rond 1980 sloot Klein Verzet zich aan bij de KNWU (wedstrijden) en wat eerder bij de NRTU (toertochten).
Het was in 1970 of wellicht even later dat het clubblad, “Het Verzetje” (soms met bijnaam “Het Servetje”) het levenslicht zag. Met veel geduld met de hand getypt, en vervolgens gestencild. Er is heel wat gestoeid met halfdefekte stencilmachines, scheurende stencils en noem maar op. Daarbij kon er op maandag nauwelijks iets gedaan worden omdat de hockeyers alle uitslagen en standen van het weekend meenden te moeten verspreiden omdat niet alle leden kranten konden lezen. En als je pech had dan waren de zeilers net bezig gweest, en dan was de stencilmachine meestal in deplorabele staat. Niet zelden gingen er een goede week overheen voordat een Verzetje klaar was, en daarna kwam er nog een klein probleem: de verspreiding. Zo herinner ik me een razia waarbij we een redaktielid bezochten, maar dat was om 2 uur ’s middags, dus gelukkig lag hij zoals gewoonlijk nog te slapen. Met een doos vol met 2 maanden oude onbezorgde Verztejes en nog wat materiaal waarvan we dachten dat we dat beter in eigen beheer konden houden gingen we weer weg. Het maken van een Verzetje ging meestal gepaard met buitenproportionele hoeveelheden bier (niet altijd goed voor de kwaliteit van het clubblad), zeker nadat we een eigen elektrische schrijfmachine hadden aangeschaft. Dan weet je ineens dat “return” staat voor “carriage return”, ofwel de wagen gaat aan het eind van de regel van links naar rechts, dus daarheen waar je net je glas bier hebt neergezet (plons!).
Rond 1980 was het even schrikken, toen tijdens een door ons georganiseerde wedstrijd een automobilist een aantal afzettingen negeerde en een paar deelnemers neermaaide, waarvan er één slecht aan toe was. Er waren problemen geweest met de vergunning en er was even de angst voor een eventuele schadeclaim. De automobilist werd later voor twee jaar vrijgesteld van autorijden.
Er was een tijd dat een relatief groot aandeel leden lid was om contributie te betalen, of zoals iemand schreef “zonder de mogelijkheid om contributie te betalen zouden sommige leden geen lid zijn”. Dat was op zich een probleem voor Klein Verzet, want iedereen kan op een fiets springen en een stukje fietsen, dus moesten we goed nadenken wat we onze leden als extra konden of wilden bieden. Dat begon in de 80-er jaren steeds meer te spelen door begrenzing van studieduur en dergelijke. Niet alleen moesten de leden duidelijk voordeel van hun lidmaatschap hebben, we moesten dat ook kunnen bieden met beperkte tijdsinspanning van bestuur, commissieleden en zo.
Het toeren onderging een forse verandering. We hadden op een gegeven moment een aantal vrije toertochten die op routebeschrijving werden gereden, maar het kontroleren van die routes, reklame en organisatie ging toch teveel tijd kosten. Verder hadden we een grote georganiseerde toertocht met voorrijders, volgwagen enzovoort, de “Teutoburgerwoudtocht”. Onze eigen toeraktiviteiten waren nogal begrensd, dus was die toertocht voor een groot deel afhankelijk van de bereidwilligheid van licentiehouders (wedstrijd) om als voorrijder op te treden. Toen die toertocht ons organisatorisch (dat wil zeggen qua tijdsbesteding) boven het hoofd dreigde te groeien, was OWC gelukkig bereid deze over te nemen. Ik heb zelf nog wel een paar herinneringen aan die tocht. Allereerst was daar die keer dat de volgwagen het na 10 km begaf. Gelukkig was dat een huurbusje dus mocht de verhuurder dat oplossen, wel lullig was dat veel mensen hun etenswaren in de bus hadden gedumpt en die zagen we pas bij de tweede pauze terug. Een ander voorval was ook wel aardig, je rijdt met een groep van 90 man (m/v) door Duitsland en holt er een jochie terug het huis in: “Papa! Papa! Kom guck mal!”. Volgens andere verhalen was het ook al eens gebeurd dat een voorrijder overgevend in de berm aangetroffen werd.
Het toerrijden voor leden veranderde ook. Het gezamenlijk toeren was altijd een zwak punt geweest, tot we begonnen met een wekelijkse toertraining op maandag. We zorgden er altijd voor dat er wedstrijdrenners en/of bestuursleden aanwezig waren, en zo hebben we ook heel wat nieuwe leden geworven. Het betekende echter ook dat de niveaus soms heel verschillend waren, en een paar ervaren renners die de boel tot de orde roepen als een paar mensen het niet kunnen volgen is dan wel handig. Soms kwamen er zoveel mensen dat we in twee groepen moesten gaan rijden. Verder werd er steeds vaker deelgenomen aan langere toertochten in Nederland of Belgie. Ik herinner me een toertocht waarbij we de eerste 70 kilometer in 1½ uur afwerkten.
Op wedstrijdgebied organiseerden we een aantal goede evenementen. Allereerst was daar het wekelijkse rondje rond WB op woensdagavond, een wedstrijdtraining die veel mensen van buiten de club trok. Het was soms een hele klus om het parkoers af te zetten en te bewaken, maar we kregen er veel goodwill door bij de overige wielerverenigingen. In de 80-er jaren was veldrijden populair (mountainbiken bestond nog niet in het wielerwereldje), en wij hadden het genoegen één van de best bezochte regionale veldritten te organiseren. We wisten ieder jaar wel een nieuw afwisselend parkoers rond de vijvers uit de grond te stampen. En als er eens iemand onvrijwillig een vijver bezocht dan hoorde dat er gewoon bij (een oud-voorzitter klaagde eens dat hij alweer met zijn fototoestel in de aanslag bij de verkeerde vijver had gestaan). Ook een gewone training eindigede soms in de vijver, maar dan alleen voor de fiets. Je krijgt wel grappige reakties als je in de vijver voor de Vrijhof je fiets afspoelt als er net een groep konferentie-deelnemers op weg is naar de Bastille voor hun lunch. Toen het mountainbiken populair werd hebben we heel wat wandelaars de stuipen op het lijf gejaagd, meestal onbedoeld trouwens. Zo herinner ik me een keer dat we op een bospad voorbij gelaten werden maar de tweede renner zakte door het ijs op een bevroren plas, de rest kon niet meer op tijd reageren zodat de wandelaars on nogal bemodderde toestand achter bleven. Ook herinner ik me een keer dat ik op een smal pad een auto aantrof (op zich al een wonder dat die daar gekomen was) waarin zich twee personen bevonden. Tien minuten later was het waarschijnlijk nog leuker geweest. Hem werd wel gevraagd of mijnheer nog meer stille plekjes wist…….
Ons sleutelhok was aanvankelijk onder de trappen van het Sportcentrum gevestigd. We deelden daar een ruimte met de motorsportgroep, gelukkig door een spaanplaten wand gescheiden. De relatie was namelijk niet altijd even goed. Zo deelden we een telefoon in die ruimte, alleen weigerde de motorsportgroep hun deel te betalen omdat ze vonden dat die er vanwege de veiligheid sowieso moest zijn (waar ze op zich waarschijnlijk gelijk in hadden, maar het was arrdiger geweest als ze ons daar buiten hadden gelaten). Verder kregen ze er van ons een keer een meter bij in ruil voor een perslucht-aansluiting, maar op dat laatste zitten we nog steeds te wachten. Ook hadden we in die tijd niet zoveel voorzieningen in het Sportcentrum, we hadden onze rollenbank in het sleutelhok en dan is het niet leuk als de buren een motorfiets menen te moeten proefdraaien. De motorportgroep had nog een tweede ruimte, onder de trappen van de Bastille. Uiteindelijk draaide dit uit op een gedwongen ruil, waar we destijds eigenlijk niet blij mee waren. De nieuwe ruimte was tevens ingang/fietsenstalling voor personeel en schoonmakers, en er was (dus) een wildgroei van illegale sleutels, verder stond die ruimte nogal eens open. Maar op zich was een eigen hok ook wel prettig en er werd ook flink wat tijd in geïnvesteerd, zo werd er een heleboel gereedschap zelf gemaakt op de draai- en freesbanken van werktuigbouwkunde.
Dat een rollenbank in het sleutelhok stond klinkt wellicht wat vreemd, maar andere faciliteiten waren er toen nu eenmaal niet. Trainen ging, op een paar korte perioden na, geheel op eigen houtje. Dat wil zeggen, we trainden natuurlijk veel in groepsverband, maar zonder formele begeleiding. Pas zo’n beetje halverwege jaren 80 kwam daar verandering in, toen kregen we Mink Zeilstra als wintertrainer voor in de zaal. Later kwam er ook een echte wielertrainer.
Nog één keer hebben we het organiseren van een internationaal studententoernooi herhaald, maar dan op veel kleinere schaal dan in 1973, en in het kader van een NSWO toernooi (NSWO = nederlandse studenten wielerorganisatie). Strikt genomen waren dit wilde koersen maar de KNWU kneep een oogje dicht. Helaas bleek de wedstrijdcommissaris een week voor het toernooi met 39 graden koorts en 2 maanden organisatie-achterstand (dan zou ik ook koorts krijgen) in bed te liggen. Heel spannend zo’n 2-daags toernooi als je die achterstand in moet lopen en op de eerste dag ’s middags nog niet weet wie kaar kan overnachten en er ook nog eens onaangekondigd drie Belgen opduiken. Maar die hadden in ieder geval behalve het gewone inschrijfgeld een krat Palm bij zich en dat maakte veel goed.
Klein Verzet heeft ook een aantal keren het NSK georganiseerd, maar daar ben ik zelf nooit zo bij betrokken geweest, toen had ik mijn fiets en bestuursloopbaan al aan de wilgen gehangen. Wel heb ik een keer meegereden als neutrale materiaalwagen. Een ander evenement was een interclubwedstrijd tijdens de introduktie. Hiervoor hadden we een parkoers over Drienerlolaan en Calslaan. Toen we echter gingen praten over hulp met afzettingsmateriaal kregen we te horen “dat we daar toch nooit vergunning voor zouden krijgen”. Maar die hadden we tot ieders verbazing toen al rond. De avond voor de wedstrijd werd een finishlijn over de Calslaan getrokken. De volgende morgen lagen er ongveer 20, dus we hebben toen maar een redelijk recht exemplaar uitgezocht. Tijdens de wedstrijd was er een flat die besloten live dixieland op het balkon te spelen, een initiatief dat zeer gewaardeerd werd en nog lang in de herinnering bleef. Overigens werkten we toen ook samen met A La Kart, die omstreeks dezelfde tijd een kartcircuit hadden ivm de Intro, en we hebben toen samen van een plaatselijke veehouder strobalen “geleased”, dwz we betaalden een zacht prijsje voor onbeschadigd ingeleverde balen en wat meer voor aan stukken gereden balen.
De opkomst van het ATB-en bracht meer met zich mee dan het opschrikken en onbedoeld bemodderen van boswandelaars. Aanvankelijk vonden de kassameisjes van de diverse benzinestations het wel leuk als er een paar bemodderde jongens om een muntje voor de hogedrukspuit kwamen vragen. Maar steeds vaker werden we weggestuurd omdat onze modder de filters deed verstoppen. Ook begonnen we met ATB weekeinden in Zuid-Limburg. Hier hebben we de eigenaar van een kleine familiecamping eens blij verrast. We hadden een plek met elektriciteit geboekt, maar bij de aanblijk van het zootje ongeregeld legde hij snel uit dat het om 11 uur ’s avonds toch wel stil moest zijn met de muziek. Wij legden uit dat we geen muziek bij ons hadden en om 11 uur zelf graag al sliepen. De uitleg dat we elektriciteit alleen nodig hadden voor het koffiezetapparaat stelde hem zichtbaar gerust.
Begin jaren 80 werden we gedurende 3 jaar door Superia gesponsord. Dat kwam goed uit, want behalve cash die we toen hard nodig hadden betekende dit ook kleding voor de wedstrijdrenners. Als we die sponsor niet hadden gehad dan hadden we nieuwe clubtruien moeten bestellen, want we waren bijna door de voorraad aardappelzakken heen (de pasvorm was in die tijd nog niet zo goed). Zelf sponsorden we ook wel eens, op persoonlijk initiatief. Bij de Nacht van Hengelo ontbrak de plaatselijk profrenner, Jan Nijhof (beter bekend als “Basje”) op de startlijst. Goede veldrijder, maar de weg was niet zijn favoriete onderdeel, toch hoorde hij er gewoon bij tijdens de Nacht, een soort van folklore. Hem was die keer echter geen contract aangeboden door de bemiddelaar van de KNWU. Vanuit Klein Verzet gelederen werd een spontane kollekte gestart met als resultaat dat er wel geld was voor een startkontrakt voor Basje. Op zich niet zo bijzonder, ware het niet dat de KNWU het jaar daarop zo’n twee weken voor de Nacht het besluit publiceerde dat tijdens profcriteriums alleen renners mochten starten die via hun bemiddelaar een kontrakt hadden gekregen. En nog sorry hoor, ik wist toen nog niets over teenlengtes.
Wat UT-kampioenschappen betreft zijn er ook nog wel wat aardige verhalen. Zo was er een UT kampioenschap waarbij iemand de verkeersborden genegeerd had en op zijn burgerfiets het parkoers op was gekomen. Op zich niet zo erg, dat lieten we wel vaker toe met het verzoek een oogje te houden op achteropkomende renners. Dit keer ging het echter om een persoon met een hoog hete-aardappelgehalte, die ook nog eens demonstratief begon te slingeren. Dat is niet verstandig als de koploper net voorbij komt, maar gelukkig voor hem is het gras langs de boerderijweg zacht. Niet dat hij veel meekreeg van zijn valpartij, want toen was hij al buiten westen. Bij een ander UT kampioenschap stond er een renner aan de start die op dat moment waarschijnlijk wel de sterkste UT renner was, maar voor een andere vereniging reed. Dat was niet het probleem, maar wel zijn arrogantie. Bij de start vroeg hij al wie op welk niveau reed (alsof hij niemand hoog genoeg inschatte om dat al te weten), en toen iemand zei club-amateur te zijn sneerde hij dat hij dan “in ieder geval nog een beetje tegenstand had”. Er was vanaf dat moment ook meteen consensus in het peloton, iedereen mag winnen, behalve … Ontsnappingen werden dus om de beurt gepareerd, steeds kreeg hij iemand aan zijn wiel. Uiteindelijk leverde hij na de helft van de koers zijn rugnummer in.